De afschaffing
In 1862, drie jaar nadat Max Havelaar gepubliceerd was, kwamen de Liberalen aan de macht in Nederland. Nu konden ze eindelijk bereiken wat ze zo lang wilden: Een vrije arbeidsmarkt op Java. Dat was namelijk een belangrijk nadeel van het cultuurstelsel: De gehele koffie- en suikercultuur was in handen van de staat. Door het afschaffen van het cultuurstelsel konden eindelijk ook particulieren naar Java om daar geld te gaan verdienen.
Dit ging echter niet zomaar, maar in kleine stapjes. Uiteindelijk duurde het nog tien jaar tot het cultuurstelsel echt afgeschaft was.
De cultuurprocenten werden afgeschaft in 1866. Daardoor had het financieel gezien geen nut meer voor de bestuurders om de bevolking te hard te laten werken. In 1870 werd er afgesproken dat het verplicht verbouwen van suiker in twintig jaar zou worden afgebouwd, waardoor uiteindelijk alleen de verplichte koffiecultuur nog bestond. Die werd uiteindelijk in 1915 afgeschaft.
Bovendien werden er in 1870 twee wetten gemaakt waardoor Java opengesteld kon worden voor particulieren. Dat ging namelijk niet zomaar, omdat de boeren geen partij waren voor de Europeanen op de arbeidsmarkt en zouden compleet ten onder gaan. Ze moesten dus beschermd worden. Dat gebeurde met de Agrarische wet en de Suikerwet.
De Suikerwet stond toe dat Nederlandse ondernemingen zich op Java vestigden en daar suikerrietplantages mochten beginnen. Zo trok het gouvernement zich steeds verder terug, tot de plantages geheel door particulieren gerund werden.
In de Agrarische wet was vastgelegd van wie het land was, namelijk van de inwoners op Java. Zo was het voor Europeanen onmogelijk om grond te kopen van de Javanen: Inlanders mochten hun grond alleen verkopen aan andere inlanders. Europeanen mochten de grond wel in erfpacht krijgen, maar voor ten minste vijfenzeventig jaar. Als je een stuk grond pacht is het in feite net alsof je de eigenaar bent van dat stuk grond: alle opbrengsten ervan zijn voor jou, je moet alleen wel de eigenlijke eigenaar geld betalen om het stuk grond te mogen gebruiken, en in dit geval moet hij het stuk grond na maximaal vijfenzeventig jaar teruggeven aan de eigenaar.
Daarmee kwam na vijfentachtig jaar een einde aan het cultuurstelsel.
Dit ging echter niet zomaar, maar in kleine stapjes. Uiteindelijk duurde het nog tien jaar tot het cultuurstelsel echt afgeschaft was.
De cultuurprocenten werden afgeschaft in 1866. Daardoor had het financieel gezien geen nut meer voor de bestuurders om de bevolking te hard te laten werken. In 1870 werd er afgesproken dat het verplicht verbouwen van suiker in twintig jaar zou worden afgebouwd, waardoor uiteindelijk alleen de verplichte koffiecultuur nog bestond. Die werd uiteindelijk in 1915 afgeschaft.
Bovendien werden er in 1870 twee wetten gemaakt waardoor Java opengesteld kon worden voor particulieren. Dat ging namelijk niet zomaar, omdat de boeren geen partij waren voor de Europeanen op de arbeidsmarkt en zouden compleet ten onder gaan. Ze moesten dus beschermd worden. Dat gebeurde met de Agrarische wet en de Suikerwet.
De Suikerwet stond toe dat Nederlandse ondernemingen zich op Java vestigden en daar suikerrietplantages mochten beginnen. Zo trok het gouvernement zich steeds verder terug, tot de plantages geheel door particulieren gerund werden.
In de Agrarische wet was vastgelegd van wie het land was, namelijk van de inwoners op Java. Zo was het voor Europeanen onmogelijk om grond te kopen van de Javanen: Inlanders mochten hun grond alleen verkopen aan andere inlanders. Europeanen mochten de grond wel in erfpacht krijgen, maar voor ten minste vijfenzeventig jaar. Als je een stuk grond pacht is het in feite net alsof je de eigenaar bent van dat stuk grond: alle opbrengsten ervan zijn voor jou, je moet alleen wel de eigenlijke eigenaar geld betalen om het stuk grond te mogen gebruiken, en in dit geval moet hij het stuk grond na maximaal vijfenzeventig jaar teruggeven aan de eigenaar.
Daarmee kwam na vijfentachtig jaar een einde aan het cultuurstelsel.