Waarom het cultuurstelsel werd ingevoerd
Johannes van den Bosch
|
Vanaf ongeveer 1800 tot 1949 bezat Nederland een koloniaal
rijk in Azië, Nederlands Indië. Jaren lang, vanaf 1808 maakte Nederland meer
verlies dan winst in Indië. Ook was de economie zwak na de Franse tijd, toen
Napoleon Nederland had veroverd. De
Nederlandse economie verbeteren was voor de meeste mensen de prioriteit. Maar toen kwam Johannes van den Bosch, hij was
de opvolger van van der Capellen. Hij ondernam vele bezuinigingen, maar dit
leverde niet veel op om meer winst te maken met Indië. Dat kwam omdat intussen
de Java-oorlog twintig miljoen gulden kosten met zich meebracht. Nederland
moest hierdoor om de tekorten aan te vullen op de Indische begroting grote
leningen afsluiten. Dit groeide uit tot een groot probleem omdat Nederland
natuurlijk ooit Indië terug moest betalen. Daarom wilde Nederland graag de
inkomsten van Indië vergroten, en snel.
|
Het Indische gouvernement kreeg zijn inkomsten uit belastingen, waarvan de landrente de grootste bron van inkomsten was. En deels ook uit de opbrengst van monopolie-producten zoals specerijen, bijvoorbeeld: koffie, zout en opium. Belastinggeld ontvingen ze vooral van de Chinezen, en ze verkochten ook opium en zout aan de Chinezen. De handelaren en andere belangrijke mensen in de handel dachten dat door de uitbreiding van de winstgevende producten, zoals: koffie, suiker en zichzelf zulke producten zouden gaan verbouwen. Daarom moesten de Indiërs de exportlandbouw aan Europese ondernemingen toevertrouwen.
Het begin van het cultuurstelsel
Koning Willem I legde dit voor aan Johannes van den Bosch,
om de Indische exportlandbouw over te nemen. Maar Johannes van den Bosch, die
in 1829 door koning Willem I als gouverneur-generaal benoemd werd, wist koning
Willem I voor zich te winnen. Johannes van den Bosch had zelf namelijk een heel
ander idee om de exportlandbouw te vergroten. Hij had bedacht, dat de inheemse
boeren een vijfde deel van hun landbouwgrond en de producten die ze op dat deel
verbouwden aan het gouvernement moesten leveren. Dit sloot goed aan bij het
door de VOC ingevoerde plant- en leverplichten voor koffie en specerijen, men
moest koffie en specerijen planten voor de VOC en het aan de VOC leveren. Dit
was een beetje vergelijkbaar met het cultuurstelsel dus het ging goed samen.
In januari 1830 kwam Johannes van den Bosch in Indië aan met een geheime opdracht van de koning om de exportproductie van Java te verhogen tot een bedrag dat gelijk was aan 5 gulden per hoofd van de bevolking. Dat gold alleen voor de landen die rechtstreeks bestuurd werden door Nederland en niet de landen die werden bestuurd door vorsten. In streken die geschikt waren om deze producten te verbouwen moest de bevolking van de dorpen een deel van de grond verbouwen met door het gouvernement voorgeschreven exportgewassen. Hiervoor kregen zij het plantloon terug, dat kon verrekend worden met de landrente. Dus dan hoefden ze geen landrente te betalen.
In die tijd stonden de woorden “cultuur” en “culture” voor het verbouwen van gewassen, waardoor dit systeem van gedwongen productie nu bekend is geworden als het Cultuurstelsel. Op de cultures, waar landbouwgewassen verbouwd werden, moesten zowel Europese als inheemse bestuursambtenaren verplicht toezicht houden. Omdat zij dit niet zo graag deden, keerde het gouvernement premies aan hen uit in verhouding tot de opbrengsten. Deze werden de ‘cultuurprocenten’ genoemd. Voor sommige bestuursambtenaren konden die cultuurprocenten oplopen tot een bedrag dat hun salaris overtrof. Dus streefden zij naar zoveel mogelijk productie, waardoor de inheemse bevolking werd uitgebuit. Johannes van den Bosch, de gouverneur-generaal van Nederlands Indië, versterkte bovendien de depositie van de inheemse regenten door hun functie in feite erfelijk te maken.
In januari 1830 kwam Johannes van den Bosch in Indië aan met een geheime opdracht van de koning om de exportproductie van Java te verhogen tot een bedrag dat gelijk was aan 5 gulden per hoofd van de bevolking. Dat gold alleen voor de landen die rechtstreeks bestuurd werden door Nederland en niet de landen die werden bestuurd door vorsten. In streken die geschikt waren om deze producten te verbouwen moest de bevolking van de dorpen een deel van de grond verbouwen met door het gouvernement voorgeschreven exportgewassen. Hiervoor kregen zij het plantloon terug, dat kon verrekend worden met de landrente. Dus dan hoefden ze geen landrente te betalen.
In die tijd stonden de woorden “cultuur” en “culture” voor het verbouwen van gewassen, waardoor dit systeem van gedwongen productie nu bekend is geworden als het Cultuurstelsel. Op de cultures, waar landbouwgewassen verbouwd werden, moesten zowel Europese als inheemse bestuursambtenaren verplicht toezicht houden. Omdat zij dit niet zo graag deden, keerde het gouvernement premies aan hen uit in verhouding tot de opbrengsten. Deze werden de ‘cultuurprocenten’ genoemd. Voor sommige bestuursambtenaren konden die cultuurprocenten oplopen tot een bedrag dat hun salaris overtrof. Dus streefden zij naar zoveel mogelijk productie, waardoor de inheemse bevolking werd uitgebuit. Johannes van den Bosch, de gouverneur-generaal van Nederlands Indië, versterkte bovendien de depositie van de inheemse regenten door hun functie in feite erfelijk te maken.
Ook particuliere ondernemingen hadden in het cultuurstelsel een rol, de geoogste producten, zoals: suiker, indigo, thee en tabak moesten nog verder worden bewerkt voordat ze uitgevoerd konden worden. De boeren moesten deze ter verwerking afleveren aan fabrieken die werden opgericht door Europese en Chinese ondernemers. De ondernemers leverden de bewerkte producten door aan het gouvernement, maar soms mochten ze zelf een deel van de bewerkte producten verkopen en daar verdienden ze veel mee.
In 1834 keerde Johannes van den Bosch terug en werd opgevolgd door zijn medewerker, Jean Chrétien Baud. Na zijn terugkeer werd Johannes van den Bosch minister van de koloniën. Baud, die ook een voorstander van het cultuurstelsel was, volgde hem ook op als minister van de koloniën in 1840. Tot 1848 bleef hij minister van koloniën. |
Jean Chrétien Baud
|