De kritiek
In 1859 publiceerde Eduard Douwes Dekker het boek Max
Havelaar, of De koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappij. Het
boek stond vol met kritiek op het koloniale stelsel van dat moment: Het
cultuurstelsel.
Natuurlijk kwam al deze kritiek niet zomaar uit de lucht vallen. Kritiek was er al vanaf het moment dat het cultuurstelsel ingevoerd werd, maar in veel mindere mate.
Vooral de Liberalen waren tegen het stelsel. Het liberalisme was een nieuwe stroming die ontstaan was in de franse revolutie en stond voornamelijk voor gelijkheid en economische vrijheid: Liberté, égalité en fraternité.
Voordat het cultuurstelsel ingevoerd werd was Nederland jarenlang overheerst door Frankrijk, waardoor deze ideeën ook hier voet aan de grond hadden gekregen. De macht was echter nog in handen van de conservatieven. Zij waren tegen grote veranderingen en wilden weinig macht voor het volk.
Economische vrijheid was iets dat ontbrak in het cultuurstelsel. Omdat alles via de staat ging was het onmogelijk om particuliere ondernemingen te starten. De liberalen vonden dat goederenproductie niet in handen van de staat moest liggen, maar dat dit een taak voor particulieren was. Ze wilden daarom Java graag openstellen voor particulieren. Ze noemden dit “vrije arbeid”, wat eigenlijk misleidend was omdat ze geen vrije arbeid wilden voor de bewoners van Java, maar vrijheid voor Nederlandse particulieren om op Java een bedrijf op te zetten,
De boeren op Java waren al helemaal niet blij met dit stelsel, maar op Java was er geen ruimte voor kritiek. In Nederland was deze ruimte er wel, hoewel beperkt. Alleen ontbrak de kritiek zelf lange tijd. Er was voor de Nederlanders geen reden voor: De winsten waren enorm, dus waarom zou men protesteren? Op het hoogtepunt van het cultuurstelsel was zelfs een derde deel van de inkomsten van de Nederlandse staat aan het cultuurstelsel te danken. Als het cultuurstelsel afgeschaft zou worden zou dit dus grote gevolgen hebben voor de welvaart in Nederland. Het gouvernement keek daarom wel uit met wat ze vertelden over Java! Dus kreeg de bevolking te horen dat de Javanen het prima maakten.
In 1840 vond er wel een kleine aanpassing plaats. De Nederlandse bestuurders in Nederlands-Indië hadden tot dan toe niet tot nauwelijks gecommuniceerd met de bevolking. Ze spraken de taal niet en zagen ook geen redenen om deze te leren. Alle communicatie ging via de bevolkingshoofden, wat behoorlijk fraudegevoelig was. Die kregen namelijk ook meer betaald naarmate hun bevolking meer opleverde. Voor hen was het dus beter om niet te vertellen dat de bevolking harder werkte dan ze aan konden, dan zouden ze namelijk minder verdienen.
Toen eindelijk duidelijk werd dat de bevolking hier zwaar onder leed werd het systeem zo veranderd dat de Nederlandse bestuurders nu ook rechtstreeks met de bevolking communiceerden.
Rond 1850 werd een nieuwe route naar Java gevonden. Deze route liep niet alleen over zee, maar ook over land. Nu duurde het nog maar zes weken om van Nederland naar Java te reizen en andersom. Hiervoor duurde dit een stuk langer: meer dan een half jaar.
Door deze nieuwe route verbeterde de verbinding tussen Java en Nederland. Er reisden meer mensen naar Java en terug en post werd sneller verzonden.
Daardoor kwamen er meer berichten binnen over de toestand in Java en deze was helemaal niet zo goed als beweerd werd: Er heersten hongersnoden en de bevolking kreeg veel te weinig betaald.
Wat opvallend was aan deze kritiek, was dat deze voornamelijk gericht was op de lokale bestuurders. Zij zouden de bevolking uitbuiten en hen veel te hard laten werken. Er werd niet gezegd hoe dat kwam: Het cultuurstelsel zat zo in elkaar, dat het voor hen erg aanlokkelijk was om de bevolking uit te buiten.
Zowel de Nederlandse als de Indische bestuurders kregen meer betaald als de bevolking meer produceerde. Deze bonussen werden de cultuurprocenten genoemd en konden soms zo hoog oplopen dat de bestuurders een gigantisch salaris kregen. Bovendien zaten de Nederlanders in Indië net zo goed fout, maar hier werd veel minder aandacht aan besteed.
Natuurlijk kwam al deze kritiek niet zomaar uit de lucht vallen. Kritiek was er al vanaf het moment dat het cultuurstelsel ingevoerd werd, maar in veel mindere mate.
Vooral de Liberalen waren tegen het stelsel. Het liberalisme was een nieuwe stroming die ontstaan was in de franse revolutie en stond voornamelijk voor gelijkheid en economische vrijheid: Liberté, égalité en fraternité.
Voordat het cultuurstelsel ingevoerd werd was Nederland jarenlang overheerst door Frankrijk, waardoor deze ideeën ook hier voet aan de grond hadden gekregen. De macht was echter nog in handen van de conservatieven. Zij waren tegen grote veranderingen en wilden weinig macht voor het volk.
Economische vrijheid was iets dat ontbrak in het cultuurstelsel. Omdat alles via de staat ging was het onmogelijk om particuliere ondernemingen te starten. De liberalen vonden dat goederenproductie niet in handen van de staat moest liggen, maar dat dit een taak voor particulieren was. Ze wilden daarom Java graag openstellen voor particulieren. Ze noemden dit “vrije arbeid”, wat eigenlijk misleidend was omdat ze geen vrije arbeid wilden voor de bewoners van Java, maar vrijheid voor Nederlandse particulieren om op Java een bedrijf op te zetten,
De boeren op Java waren al helemaal niet blij met dit stelsel, maar op Java was er geen ruimte voor kritiek. In Nederland was deze ruimte er wel, hoewel beperkt. Alleen ontbrak de kritiek zelf lange tijd. Er was voor de Nederlanders geen reden voor: De winsten waren enorm, dus waarom zou men protesteren? Op het hoogtepunt van het cultuurstelsel was zelfs een derde deel van de inkomsten van de Nederlandse staat aan het cultuurstelsel te danken. Als het cultuurstelsel afgeschaft zou worden zou dit dus grote gevolgen hebben voor de welvaart in Nederland. Het gouvernement keek daarom wel uit met wat ze vertelden over Java! Dus kreeg de bevolking te horen dat de Javanen het prima maakten.
In 1840 vond er wel een kleine aanpassing plaats. De Nederlandse bestuurders in Nederlands-Indië hadden tot dan toe niet tot nauwelijks gecommuniceerd met de bevolking. Ze spraken de taal niet en zagen ook geen redenen om deze te leren. Alle communicatie ging via de bevolkingshoofden, wat behoorlijk fraudegevoelig was. Die kregen namelijk ook meer betaald naarmate hun bevolking meer opleverde. Voor hen was het dus beter om niet te vertellen dat de bevolking harder werkte dan ze aan konden, dan zouden ze namelijk minder verdienen.
Toen eindelijk duidelijk werd dat de bevolking hier zwaar onder leed werd het systeem zo veranderd dat de Nederlandse bestuurders nu ook rechtstreeks met de bevolking communiceerden.
Rond 1850 werd een nieuwe route naar Java gevonden. Deze route liep niet alleen over zee, maar ook over land. Nu duurde het nog maar zes weken om van Nederland naar Java te reizen en andersom. Hiervoor duurde dit een stuk langer: meer dan een half jaar.
Door deze nieuwe route verbeterde de verbinding tussen Java en Nederland. Er reisden meer mensen naar Java en terug en post werd sneller verzonden.
Daardoor kwamen er meer berichten binnen over de toestand in Java en deze was helemaal niet zo goed als beweerd werd: Er heersten hongersnoden en de bevolking kreeg veel te weinig betaald.
Wat opvallend was aan deze kritiek, was dat deze voornamelijk gericht was op de lokale bestuurders. Zij zouden de bevolking uitbuiten en hen veel te hard laten werken. Er werd niet gezegd hoe dat kwam: Het cultuurstelsel zat zo in elkaar, dat het voor hen erg aanlokkelijk was om de bevolking uit te buiten.
Zowel de Nederlandse als de Indische bestuurders kregen meer betaald als de bevolking meer produceerde. Deze bonussen werden de cultuurprocenten genoemd en konden soms zo hoog oplopen dat de bestuurders een gigantisch salaris kregen. Bovendien zaten de Nederlanders in Indië net zo goed fout, maar hier werd veel minder aandacht aan besteed.